dinsdag

Herhaling adjectief met / zonder -e - deel 2


Vul de zinnen aan.

 
    Jouw dochter is mooi. Jij hebt een mooie dochter.


    Haar haar is lang en zwart. Zij heeft ................


    Haar ogen zijn groen. Zij heeft ................


    Haar jas is kort en bruin. Zij draagt ................


    Haar jas heeft een lange rits. Zij draagt een jas met ................


    Haar trui is geel en blauw geruit. Zij draagt ................


    Haar t-shirt is wit en grijs gestreept. Zij draagt ................


    De mouwen zijn lang. Zij draagt een t-shirt met ................


    Haar broek is groen. Zij draagt ................


    De pijpen zijn kort. Zij draagt een broek met ................


    Haar sokken zijn paars. Zij draagt ................


    Haar schoenen zijn zwart. Zij draagt ................


    De veters zijn ook zwart. Zij draagt schoenen met ................


    Haar bril is modern. Zij draagt ................


    Haar horloge is oud. Zij draagt ................
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten