donderdag

Perfectum - laatste punt: gaan + infinitief


'gaan' + infinitief: Eerst ga je ergens naartoe, daarna doe je daar iets.

1. Herhaling: presens - dit hebben we al eens geoefend

Voorbeelden:

Ik ga naar het zwembad. + Ik ga daar zwemmen.
= Ik ga in het zwembad zwemmen.

Ik ga naar de markt. + Ik ga daar bananen kopen. (bananen = object)
= Ik ga op de markt bananen kopen.

Ik ga naar de bibliotheek. + Ik ga daar op de computer werken. (op de computer = info)
= Ik ga in de bibliotheek op de computer werken.


Let op: in deze constructie gebruik je niet 'naar'. FOUT: Ik ga naar het zwembad zwemmen.

2. Nieuw: perfectum

SPECIAAL: Als je 'gaan' + infinitief in het perfectum zet, dan is er géén participium.

Voorbeelden:

Gisteren ben ik in het zwembad gaan zwemmen.

Gisteren ben ik op de markt bananen gaan kopen.

Gisteren ben ik in de bibliotheek op de computer gaan werken.

Let op: in deze consctructie gebruik je niet 'naar'. FOUT: Ik ben naar het zwembad gaan zwemmen.

Maak nu zelf zinnen met deze locaties en stuur ze mij per e-mail.

in de tuin
op het balkon
bij jouw broer
bij de politie
bij de VDAB
in Parijs
in de keuken
in het park
in de supermarkt
in de badkamer
op school
in het stadscentrum
in de wasserij
op het dak
in dat café
bij mijn zus
in de kelder
in Rotterdam
in dat museum

Geen opmerkingen:

Een reactie posten